In 1993 verhuisde Baltakas van zijn geboortestad Vilnius in Litouwen naar Karlsruhe in Duitsland, waar hij Compositie studeerde bij Wolfgang Rihm en Directie bij Andreas Weiss. Van 1994 tot 1997 werkte hij ook samen met Peter Eötvös aan de Muziekacademie in Karlsruhe en aan het Internationale Instituut van de Hongaarse componist. Baltakas, ook een bekwaam dirigent, heeft het Symfonieorkest van de Bayerische Rundfunk, het Deutsches Symphonie-Orchester Berlin, het Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin, Ensemble Modern en Klangforum Wien gedirigeerd. Aan Conservatorium Maastricht geeft hij les in Klassieke Compositie.
Zijn verhuizing naar Duitsland ging gepaard met een rebellie of breuk met zijn Litouwse erfgoed. Zoals in de meeste Oost-Europese landen zijn volkskunst en cultuur vaak verweven in de muziek en esthetiek van een componist. Hij vond dat de Litouwse muziek een gebrek aan onbescheidenheid had. Deze fysieke en esthetische breuk vermengd met een modernistische harmonische taal, veeleisende virtuositeit en een gezonde dosis onbescheidenheid was het resultaat. Zijn nieuwe verhaal ging verder met Pasaka (Sprookje), waarin de pianist tegelijkertijd een versie van de schepping van de wereld uit de Indiase mythologie vertelt. Het is een serieus verhaal, maar zijn versie zit vol absurditeit en ironie. Het werd uitgevoerd en won een prijs op de Darmstadt Zomercursussen in 1996.
Zijn kijk op muzikale compositie en dirigeren is er een van wederkerigheid. Hij zegt dat zowel als componist als dirigent "je het kunt beïnvloeden, ideeën kunt suggereren, richting kunt geven en beslissingen kunt nemen. Je geeft impulsen, maar je ontvangt ook impulsen terug van de muziek die je dan opnieuw verwerkt en die dan weerkaatst".
Deze wederkerigheid creëert een lijn tussen zijn werken. In 2004 begon hij met deze genealogische uitbreiding met een cyclus van werken. Het eerste was Ouroboros voor ensemble. Een klankobject uit dit werk kiemde het volgende, een helder scherzo, (co)ro(na) voor klein ensemble. Uit Ouroboros nam hij de fermata in maat 313 en gebruikte dat klankobject als de zaad. De titel is een beetje misleidend omdat we misschien denken aan een fermata (of corona) als slechts een rust, maar fermata's zitten vol energie op meerdere niveaus, bijna als een kolibrie die in de verte blijft zweven – ze lijken bijna bewegingloos, maar de energie en de daadwerkelijke beweging onder dat koele oppervlak zijn enorm. Zo is het geval met (co)ro(na), met energetische trillingen die de muziek elegant laten zweven.
Deze kruisbestuiving gaat niet alleen door tussen stukken, maar ook in zijn creatie van nieuwe werken, door herinterpretaties te creëren om opvolgende stadia van een werk te genereren. Dat is het geval met het strijkkwartet b(ell tree), geschreven voor het Arditti Quartet. Het werk begon als een elektronisch stuk met het klankobject almglocken. De elektronische geluiden werden vervolgens herinterpreteerd voor strijkkwartet.
Componisten zijn voortdurend bezig met psychoakoestiek en proberen de perceptie van tijd te verwarren, en Baltakas erkent dat je de temporaliteit niet kunt kwijtraken. Hij gelooft echter dat je kunt proberen de lineariteit ervan te ontrafelen. En weer eens keren we terug naar een verhaal. Dit keer noemt Baltakas de invloed van Gogol's Viy, het verhaal van een jongeman die probeert aan een heks te ontsnappen en steeds weer naar haar wordt teruggebracht. Dit idee van niet echt ergens komen is een poging tot het ontrafelen van lineariteit. Het is het uitgangspunt achter Stravinsky's mozaïekvorm, Stockhausens momentvorm en het uitgangspunt waarmee Baltakas begon aan zijn opdracht voor WDR Radio in Keulen terwijl hij in Parijs werkte en bij IRCAM. Het daaruit voortvloeiende werk is Poussla, voor orkest en ensemble, waarin hij de muziek voorstelde als gelijktijdige horlogemechanismen: het orkest en het ensemble als respectievelijk de grotere en kleinere mechanismen – met raderen die heen en weer bewegen maar nergens naartoe gaan, net als in Gogol's verhaal.
Zijn aandacht voor tijd houdt ook verband met verlenging. In zijn muziekdramatisch werk Cantio, geschreven voor de München Biënnale 2004, gebruikt Baltakas lagen en verbindingen om het verhaal en de muziek te verlengen. In dit stuk, net zoals Scheherazade haar verhalen weeft, zingt het hoofdpersonage een doorlopend lied in een poging de vertrekkende goden te vertragen. Het lied wordt steeds langer en langer, en zodra ze beseft dat de goden voor altijd vertrekken, wordt haar lied oneindig.
Klassieke Compositie
Vykintas Baltakas
Klassiek
Vykintas Baltakas (1972) is een muzikale Scheherazade. Zijn muziek blijft je aantrekken en verwijst naar zichzelf, soms vertakt het zich en vindt zichzelf opnieuw uit, en soms keert het terug naar waar het begon. Hij weeft muzikale verhalen die verbonden zijn met een delicate onderling verbonden web.
